Bij het leggen van de tunnelwaterdichtingsplaat moeten de volgende procedures strikt worden gevolgd:
1. De uitstekende delen, zoals staalgaas, moeten eerst worden afgesneden en vervolgens worden gladgemaakt met mortelas.
2. Wanneer er uitstekende buizen aanwezig zijn, zaag deze dan af en maak ze glad met mortel.
3. Wanneer er een uitstekend deel van de ankerstang van de waterdichte tunnelplaat is, wordt de bovenkant van de schroefkop 5 mm gereserveerd en afgesneden en vervolgens behandeld met een plastic dop.
4. Maak het oppervlak glad en glad door beton te spuiten, en de oneffenheden mogen niet groter zijn dan ± 5 cm.
5. Op het betonoppervlak moet geotextiel van 350 g/m2 eerst met een voering worden geplakt, en als er een drainageplaat is, moet deze tegelijkertijd worden geplakt en vervolgens moeten de cementspijkers met een spijkerpistool worden vastgespijkerd voor verankering en de lengte van de cementspijkers mag niet minder zijn dan 50 mm. Het gemiddelde gewelf is 3-4 punten/m2 en de zijmuur 2-3 punten/m2.
6. Om te voorkomen dat de cementslurry in het geotextiel infiltreert, legt u eerst het geotextiel en vervolgens de waterdichte tunnelplaat.
7. Gebruik bij het leggen van de waterdichte plaat een speciaal handmatig lasapparaat om de voering te smelten. De hecht- en afpelsterkte van de twee mag niet minder zijn dan de treksterkte van de waterdichte plaat.
8. Het speciale lasapparaat wordt gebruikt voor het smelten van de waterdichte platen, het verbindingsdeel mag niet minder zijn dan 10 cm en de treksterkte van de hechting mag niet minder zijn dan 80% van de treksterkte van het moederlichaam.
9. De afstand tussen de omtrekverbinding van de tunnelwaterdichtingsplaat en de bekledingsvoeg mag niet minder dan 1,0 m bedragen. Voordat de waterdichtingslaag wordt gelegd, mag de waterdichtingsplaat niet worden vastgedraaid en moet het oppervlak van de plaat nauw verbonden zijn met het oppervlak van het spuitbeton en niet uit elkaar worden getrokken.
Posttijd: 19 augustus 2022